Wat is het keuren van vogels

Brilparulazanger (Setophaga americana)

Brilparulazanger (Setophaga americana)

Wat is keuren van vogels

Keuren is het beoordelen van en het rangschikken naar kwaliteit, met als norm de wildkleur of een in een standaard omschreven kwaliteitsnorm. Hoe deze beoordeling uitgedrukt wordt, hetzij in punten, in predicaten of plaatsing naar rangorde van kwaliteit is secundair. Keuren is niet het opsporen van fouten aan een vogel, maar vooral het beoordelen van de goede onderdelen van een vogel. Van elke vogel, ongeacht de kwaliteit, is wel iets goeds op te merken door de keurmeester. In eerste instantie kijkt een keurmeester dan ook naar de positieve kanten van de vogel. Hij beloont daarbij de vogel waar het kan en straft de vogel waar het moet. Iedere beoordeling is in grote mate subjectief, type noch kleur zijn exact (objectief) te meten. Van een blokje hout zijn de maten exact te bepalen door verschillende personen, in gevarieerde gemoedsstemmingen, in verschillende omgevingen en onder verschillende belichting. Bij een vogel hangt de beoordeling van bijvoorbeeld het formaat grotendeels af van de ruimte, waarin de vogel zich bevindt. Iedere vogel lijkt in een kleinere kooi groter dan in een grote kooi, zelfs de kleur van de achtergrond speelt bij de beoordeling van de grootte een rol. Gekeurd tegen een koude achtergrond geeft een ander beeld, dan gekeurd tegen een warme achtergrond. Door het invoeren van een standaardkooi met dezelfde achtergrond, wordt een grotere eenheid bevorderd. Dit sluit echter niet voor 100 % een subjectieve beoordeling van een keurmeester uit. Een beoordeling hangt verder van vele invloeden af, o.a. het karakter van de keurmeester, zijn wisselende stemming, belichting, zelfs de sfeer van de lokaliteit, waarin de keuring wordt verricht kan van invloed zijn op de keuring. Dit zijn alle, ten opzichte van de keuring, subjectieve hoedanigheden. Is het aantal te keuren vogels zodanig, dat deze door één keurmeester gekeurd kunnen worden, dan is de eenheid in keuring op die tentoonstelling groter, daar al die vogels aan dezelfde beoordelingshoedanigheden bloot staan. Zodra meerdere keurmeesters een grote klasse vogels moeten beoordelen, komt de keureenheid niet in gevaar door de kwalitatieve verschillen, hoe klein ook, van de keurmeesters onderling. Het probleem is nu deze verschillen zo klein mogelijk te houden. Dit kan worden bereikt door gezamenlijke keuringen tijdens de zogenaamde technische dagen en tijdens de zogenaamde studiegroep bijeenkomsten. Ook tracht het bestuur van de Keurmeestersvereniging Tropische vogels en Parkieten (KMV-TP) door het doen verschijnen van standaardeisen, het geven van richtlijnen en het doen uitgaan van technische bulletins de eenheid in het keuren te bevorderen.

Keurtechnische indeling van de vogels:

1. Conditievogels: Conditievogels zijn te verdelen in:

Natuurvogels: Dit zijn vogels, waar momenteel niet of nagenoeg niet mee wordt gekweekt.

Voorbeelden:

A Nagenoeg alle Zuid-Amerikaanse kromsnavels.

B Alle vruchten- en insectenetende vogels, dus ook de Europese.

C Amerikaanse Kleurvinken.

D Wevers en Wida's.

E Enkele soorten Agaporniden (pullarius en swinderianis).

F Alle overige vogels, die niet onder de cultuur- of standaardvogels vallen.

Cultuurvogels: Dit zijn vogels, waarmee regelmatig wordt gekweekt en waarbij binnen de soort kleine veranderingen zijn ontstaan in formaat, kleur en/of tekening.

Voorbeelden:

A De meeste soorten Australische prachtvinken.

B Alle soorten Australische parkieten, met uitzondering van enkele soorten, waarmee niet of nagenoeg niet mee wordt gekweekt.

C De agapornis canus en de forpussen (grijsrug dwergpapegaai, groenstuitdwergpapegaai en de oogring dwergpapegaai)

D Alle soorten duiven en grondvogels, met uitzondering van die soorten, waar niet of nagenoeg niet mee wordt gekweekt.

E Alle soorten bastaarden, rijstvogels, zilver- en loodbekken, bronzemannen, Europese cultuurvogels en andere soorten, waar regelmatig mee wordt gekweekt.

2. Standaardvogels:

Standaardvogels zijn cultuurvogels, die door het ontstaan van vele mutaties en mutatiecombinaties gekeurd worden op een speciaal daarvoor bestemde keurbrief, te weten:

A Zebravinken.

B Japanse meeuwen.

C Gouldamadines.

D Grasparkieten.

E Agaporniden: Roseicollis, Fischerie, Nigrigenis, Personatus, Lilianae en Taranta.

Keursysteem:

Natuurvogels:

Zullen hoofdzakelijk gekeurd worden naar de conditie, waarin deze verkeren. De lichamelijke conditie, maar ook de conditie waarin de bevedering verkeert, zal hier de doorslag geven.

Cultuurvogels:

Zullen zwaarder beoordeeld worden in rubriek 1 bij formaat, model en houding. In de rubriek 3 (bevedering) kunnen de cultuurvogels in het algemeen iets soepeler beoordeeld worden dan natuurvogels

Standaardvogels:

Deze vogels zullen zwaarder beoordeeld worden in de rubriek 1, bij formaat, model en houding, dan de cultuurvogels. Bovendien is er op de keurbriefjes voor standaardvogels geen aparte rubriek bevedering. Deze is ondergebracht in rubriek 1. Standaardvogels moeten met betrekking tot de bevedering nog weer iets soepeler beoordeeld worden dan de cultuurvogels.

Bastaarden:

Voor het keuren van bastaarden geldt als richtlijnen:

a) Een bastaard moet contrastrijk zijn.

b) Beide oudervogels moeten duidelijk herkenbaar zijn. Voor bastaarden met de kleurkanarie uit de melanine-series geldt tevens, dat er een duidelijke vrij brede bestreping in de flanken en op het rugdek aanwezig moet zijn, tenminste als ook de partner deze tekening moet bezitten. Anders is een fijnere / lichtere bestreping toegestaan.

Bonte vogels:

Bontvormen worden alleen gevraagd in de wildvorm en in die mutaties en of mutatiecombinaties, waarbij geen sprake is van kwantitatieve melaninereductie. Zo worden bonte vogels in combinatie met bijvoorbeeld pastel, isabel, overgoten, pallid en bleekrug dan ook niet gevraagd. Bonte vogels met bijvoorbeeld een violetfactor-, donkerfactor, opaline, bruin/cinnamon, zeegroen, turquoise, aqua en blauw worden echter wel gevraagd.

Keureisen bonte vogels:

Aan bonte vogels worden met betrekking tot het bontpatroon, de volgende eisen gesteld:

A Het bontpercentage moet 40 - 60 % bedragen, zowel in de kleur- als in de tekeningvelden.

B Het bontpatroon moet symmetrisch aanwezig zijn.

C Het bontpatroon moet zoveel mogelijk aaneengesloten veervelden beslaan, met andere woorden het bontpatroon mag niet vlekkerig zijn, bovendien moeten alle tekeningonderdelen onderbroken zijn, tenzij in de betreffende standaard anders is bepaald.

D De hoorndelen, poten, nagels en snavel, mogen geen bont vertonen. tenzij in de betreffende standaard anders is bepaald.

Keurtechniek conditievogels, (natuur- en cultuurvogels):

Formaat: De ideale vogel is binnen zijn soort geen kleine vogel en moet, voor zover er een standaardmaat omschreven is, hieraan voldoen. Het formaat wordt in het algemeen gemeten tussen de kruin / bovenzijde kop en de staartpunt. Het onderdeel formaat is ondergebracht in rubriek 1 op het keurbriefje

Model: Onder model wordt verstaan, de onderlinge lichaamsverhoudingen, die ten opzichte van elkaar niet storend mogen werken. Het model kan storend worden beïnvloed door een te groot of klein formaat, een puntige- of bolle borst, een puntige- of bolle borst, een uitgezakt onderlijf of een afwijkende ruglijn. Ook het model van de schedel moet in deze rubriek worden beoordeeld, evenals de vorm van een eventuele kuif. Het onderdeel model is ondergebracht in rubriek 1 op het keurbriefje

Noot: Als de verlengde staartpennen (veren), langer zijn dan aangegeven in de betreffende standaard, wordt hiervoor niet gestraft, tenzij dit naar de indruk van de keurmeester een storende indruk geeft ten aanzien van het model van de vogel.

Houding: Elke vogel moet een uitgebalanceerde houding aannemen. De stand van de vogel ten opzichte van het horizontaal is bijzonder belangrijk, maar ook het voldoende hoog op de poten staan. Een vogel, die door de poten gezakt op de stok hangt, bijvoorbeeld omdat de diameter van de zitstok niet aan de vogel is aangepast, kan geen goede houding tonen. Ook de houding van de vleugels moet in deze rubriek beoordeeld worden, evenals de dracht van de staart. Het onderdeel houding is ondergebracht in rubriek 1 op het keurbriefje

Conditie: Een goede lichamelijke conditie is een eerste vereiste. Wanneer een vogel niet in conditie is, zal deze nooit voor een hoge puntenwaardering in aanmerking mogen komen. Hoewel de conditie van de bevedering in een andere rubriek moet worden beoordeeld, spreekt het voor zich, dat bij ernstige gebreken aan de bevedering, de te beoordelen vogel ook in de rubriek conditie zal moeten worden gestraft. De reinheid van de poten wordt op de eerste plaats in de rubriek poten gestraft. Het onderdeel conditie is ondergebracht in rubriek 1 op het keurbriefje

Bevedering: Een gaaf en strak gedragen verenpak is bepalend voor de goede kwaliteit van een TT-vogel. In deze rubriek wordt in de eerste plaats het compleet zijn van de bevedering beoordeeld, maar ook slijtage van de veren, alsmede ruipunten. Vuile bevedering moet ook in deze rubriek streng worden gestraft. Bij ernstige kaalheid zal niet alleen in de rubrieken bevedering en conditie worden gestraft, maar ook indien van toepassing in de rubrieken kleur en tekening. Een vuile aarsbevedering wordt gestraft onder conditie, omdat hier sprake is van een niet optimale lichamelijke conditie. Als de bevedering zichtbaar c.q. storend is bijgewerkt is dit een ernstige bevederingsfout en dient dit dan ook in de rubriek bevedering bestraft te worden.

Poten: In deze rubriek wordt alleen het hoorngedeelte beoordeeld en niet de kleur. Op de eerste plaats moeten de poten worden gecontroleerd op het aanwezig zijn van alle tenen en nagels. Maar ook de stand van de tenen en nagels, de lengte van de nagels en de reinheid van de poten wordt in deze rubriek beoordeeld.

Het aantal te geven strafpunten voor het missen van één of meer nagels en/of tenen is als volgt:

a) Het missen van één nagel, min 3 punten bij poten.

b) Het missen van meer dan één nagel wordt in de dezelfde rubriek gestraft met 1 punt meer per ontbrekende nagel, tot een maximum van min 4 punten.

c) Het missen van één teen min 4 punten bij poten.

Noot: Bij het missen van drie nagels of meer, of het missen van één nagel of meer en minimaal één teen of meer, wordt de vogel niet gekeurd, wegens gebrekkigheid. Dit is bij min 5 punten of meer.

Noot: Wel kan in deze rubriek (poten-snavel ) naast de 4 punten aftrek voor poten nog voor een ruwe snavel gestraft worden

Deze regeling met betrekking tot de puntenaftrek bij het missen van nagels/tenen is van kracht voor alle vogels, ook de standaardvogels!

Noot: Omdat er bij de grasparkieten geen aparte rubriek poten op het keurbriefje staat, wordt het missen van tenen of nagels hier gestraft in de eerste rubriek, bij poten. Het aantal te geven strafpunten blijft in totaal gelijk Voor kalkpoten wordt minimaal min 1 punt gestraft onder poten. Naar gelang de ernst van de fout, ook straffen bij conditie.

Noot: Ook hier geldt voor grasparkieten, dat kalkpoten met minimaal 1 punt wordt gestraft en al naar gelang de ernst van de fout met meer punten, onder poten, in rubriek 1.

Snavel: In deze rubriek wordt alleen het hoorngedeelte beoordeeld.

Vooral bij cultuurvogels kan het voorkomen, dat zich in de vorm van de snavel afwijkingen vertonen. De kleur van de snavel wordt beoordeeld in de rubriek kleur

Kleur en kleurregelmaat: In deze rubriek beoordelen wij de kleur van de hele vogel, inclusief de kleur van de poten en de snavel. In de eerste plaats moet de kleurdiepte en kleurregelmaat, indien omschreven in een standaard, voldoen aan deze standaardeisen.

Voor zover niet omschreven moet er gestreefd worden naar een egale kleurdiepte en kleurregelmaat.

Tekening: In de eerste plaats moet de tekening, indien omschreven in een standaard, voldoen aan de standaardeisen. Voor zover niet omschreven, moet worden gestreefd naar een symmetrische tekening, die scherp is omlijnd. Ook de juiste kleurdiepte van de tekening wordt in deze rubriek beoordeeld.

Keurtechniek standaardvogels:

Naast de eisen, welke in deze richtlijnen zijn gesteld, gelden voor standaardvogels ook de eisen, welke in de betreffende standaarden van deze vogels zijn opgenomen. Bovendien staan in deze standaardeisen de keurbriefjes afgebeeld, terwijl hierin ook de fysieke standaardeisen zijn opgenomen.

Kuifvormen:

Wij onderkennen bij de vogels drie kuifvormen, de rozetkuif, en de puntkuif en de schelpkuif.

Rozetkuif:

De rozetkuif is een kuifvorm, welke naar alle zijden moet uitwaaieren uit één middelpunt, centraal op de kop en afhangen tot een lijn boven de ogen. De rozetkuif komt doorgaans voor bij standaardvogels, zoals de zebravink, de Japanse meeuw en de grasparkiet, maar kan ook voorkomen bij andere cultuurvogels. Dubbele kuiven, dan wel kuiven met meerdere middelpunten, zijn niet correct en moeten worden bestraft. Bij grasparkieten is ook de halve rozetkuif toegestaan, Vanuit één punt, gelegen in het midden van de kop, zal deze een halve cirkel naar voren vormen, waarvan de rand als een franje over de neusdop valt.

Puntkuif:

De puntkuif is een kuifvorm, waarbij bepaalde veren op de kop verlengd zijn en in een punt uitlopen. Deze punt kan naar voren gekromd zijn, of recht naar achteren en omhoog gericht.

Schelpkuif:

De schelpkuif komt onder andere voor bij de lachduif en is geen veerafwijking maar een verandering van de plaatsing van de veerzakjes in de huid. De schelpkuif wordt gevormd door een rand van rechtopstaande veren over de hele breedte van het achterhoofd. Deze rand wordt naar de nek toe smaller en loopt in het midden in een afgeronde punt uit. De kap is hierdoor enigszins driehoekig en heeft daardoor de vorm van een schelp. De kuifvorm moet beoordeeld worden in de eerste rubriek, onder model. Enkele opstaande veertjes kunnen niet als kuif worden aangemerkt en zijn bevederingsfouten, tenzij deze een volledige puntkuif vormen, bijvoorbeeld bij de Californische Kuifkwartel. Bij de grasparkieten wordt de kuifvorm beoordeeld in de rubriek “Grootte en vorm van de kop”. Bij de Japanse meeuwen en zebravinken is een aparte keurschaal, keurschaal 4, op het keurbriefje ingericht voor het beoordelen van de vogel met kuif.

Keurbriefje voor natuur en cultuurvogels:

We kennen voor deze vogels de volgende keurbriefjes:

A Keurbriefje voor Tropische vogels , Europese cultuurvogels en bastaarden.

B Keurbriefje grote parkieten en (dwerg)papegaaien.

C Keurbriefje duiven.

D Keurbriefje grondvogels.

Al deze keurbriefjes zijn voorzien van een afbeelding, respectievelijk een tropische vogel, grote parkiet, duif of kwartel. De puntenwaardering op al deze keurbriefjes is hetzelfde.

Maximum te geven punten per rubriek:

Theoretisch zou elke vogel volgens het keurbriefje 100 punten kunnen behalen, Een ieder zal begrijpen, dat dit maximum eigenlijk nooit te behalen is. Wanneer kunnen we spreken van volmaakt? Daarom gaan we in de praktijk niet uit van 100 punten, maar van een maximum van 94 punten, Het theoretisch minimum is 70 punten met een praktisch minimum van 78 punten. Er is dus een marge van 16 punten waarin de beoordeling van de vogel valt. Deze puntenmarge is ruim voldoende om de beoordeelde vogels naar kwaliteit te rangschikken.

Opwaarderen:

We kunnen vogels, die een uitzonderlijk goed formaat, model of houding bezitten, als uitzondering maximaal in deze rubriek 29 punten toekennen. We kunnen vogels, die een uitzonderlijke goede kleuregaliteit of kleurdiepte bezitten, als uitzondering, maximaal 19 punten in deze rubriek toekennen, in schaal 2 maximaal 52 punten.

We kunnen vogels, die een uitzonderlijke goede tekening bezitten in deze rubriek, als uitzondering maximaal 34 punten geven toekennen.

In al deze gevallen geldt echter, dat aan een vogel, die niet als prijswinnaar wordt aangewezen, nimmer meer dan 92 punten mag worden toegekend.

Een uitzondering op de 92 puntengrens is gemaakt voor de vogels, die aangewezen worden als prijswinnaar. Aan deze vogels mag dan maximaal 93 punten, 93 min en 92 plus toegekend worden.

Minimaal aantal punten:

Het praktisch minimaal te geven aantal totaalpunten wordt beperkt tot 75 punten. Dit is het minimale aantal punten dat op een keurbriefje gegeven mag worden. Het theoretische minimum blijft echter 70 punten. Hierdoor ontstaat dezelfde situatie als met het theoretische maximum van 100 punten en het praktische maximum van 93 punten.

NOOT: Wanneer een vogel in de rubriek poten en snavel met 5 punten of meer gestraft moet worden, dan krijgt de vogel geen

puntenwaardering en wordt dus niet gekeurd. Er wordt dan gehandeld overeenkomstig de richtlijnen voor het keuren van een gebrekkige vogel.

Stammen:

Begrip: Keurtechnisch is een stam een groep van vier vogels van gelijke soort, gelijk geslacht, dezelfde kleur en/of tekening. Een uitzondering voor wat betreft het geslacht is gemaakt voor die vogels, waarbij de geslachten uiterlijk gelijk zijn.

Kooien: Vogels, die als stam worden voorgedragen, dienen in vier gelijke kooien te zitten en zodanig, dat ze onder dezelfde omstandigheden gekeurd kunnen worden.

Noot. Wanneer vogels uit één stam zijn ondergebracht in zogenaamde klapkooien, dan dienen ze naast elkaar te zijn ondergebracht in één klapkooi (bestaande uit 4 compartimenten) c.q. twee klapkooien (ieder bestaand uit twee compartimenten).

Stampunten:

Stampunten zijn extra punten, die toegekend moeten worden aan een stam. Bij gelijke eindtotalen voor de vier vogels uit die stam dienen 6 stampunten te worden toegekend.

Voorbeeld:

86 - 86 - 86 - 86 = 344 dus + 6 stampunten.

91 - 91 - 91 - 91 = 364 en ook weer 6 stampunten.

Bij een verschil in punten van de eindtotalen van de vogels uit die stam geldt de volgende regeling: Het verschil in punten tussen de hoogst- en de laagst gewaardeerde vogel in die stam trekt men af van het maximum van 6 toe te kennen stampunten en men houdt de voor die stam toe te kennen stampunten over.

Voorbeeld:

91 - 90 - 89 - 89 geeft (91 - 89 = 2: 6 - 2 = 4) dus 4 stampunten.

90 - 87 - 89 - 85 geeft (90 - 85 = 5: 6 - 5 = 1) dus 1 stampunt.

Stellen:

Begrip: Keurtechnisch is een stel een groep van twee vogels van gelijke soort, gelijk geslacht, dezelfde kleur en/of tekening.

Een uitzondering voor wat betreft het geslacht is gemaakt voor die vogels, waarbij de geslachten uiterlijk gelijk zijn.

Kooien: Vogels, die als stel worden voorgedragen, dienen in twee gelijke kooien te zitten en zodanig, dat ze onder dezelfde omstandigheden gekeurd kunnen worden.

Noot. Wanneer vogels uit een stel zijn ondergebracht in zogenaamde klapkooien, dan dienen ze naast elkaar te zijn ondergebracht in één klapkooi.

Stelpunten:

Stelpunten zijn extra punten, die toegekend moeten worden aan een stel. Bij gelijke eindtotalen voor de twee vogels uit dat stel dienen 3 stelpunten te worden toegekend.

Voorbeeld:

86 - 86 = 172 dus + 3 stelpunten.

91 - 91 = 182 en ook weer 3 stelpunten.

Bij een verschil in punten van de eindtotalen van de vogels uit dat stel geldt de volgende regeling: Het verschil in punten tussen de hoogst- en de laagst gewaardeerde vogel in dat stel trekt men af van het maximum van 3 toe te kennen stelpunten en men houdt de voor dat stel toe te kennen stelpunten over.

Voorbeeld:

91 - 90 geeft (91 - 90 = 1: 3 - 1 = 2) dus 2 stelpunten.

88 - 86 geeft (88 - 86 = 2: 3 - 2 = 1) dus 1 stelpunt.

Maximum aantal punten voor enkelingen, stammen en stellen:

Enkele uitgangspunten vooraf:

Dit systeem geldt voor alle tentoonstellingen. Er wordt gekeurd tot en met 92 punten, daarna vindt de aanwijzing van de prijzen en de bijbehorende punten plaats. De toekenning van 93 punten vindt plaats op basis van de kwaliteit van de vogel/prijswinnaar en staat los van het gegeven of er meer vogels van 92 punten zijn. 93 punten in stam of stel, heeft geen invloed op de toe te kennen stam- stelpunten. 93, 93-, 92+ en 92 punten dient gezien te worden als geen verschil voor wat betreft stam/stel-punten. Er moet een verschil in het eindtotaal zijn tussen prijswinnaars onderling en de niet prijswinnaars. Een plus en de min wordt alleen toegekend bij het eindtotaal, dus ook bij de stammen en stellen.

Voor een klassement dienen plussen en minnen niet meegeteld te worden.

Er dient een afronding naar hele cijfers te worden aangehouden: 93- is voor een klassement 93 punten en 92+ is voor een klassement 92 punten.

Prijswinnaar:

Maximaal toe te kennen punten

De mogelijkheid bestaat dat prijzen voor enkelingen vallen in stellen en stammen.

Wanneer vogels in stellen/stammen meedingen naar individuele prijzen bij de enkelingen, dan uitsluitend een toevoeging plus of min vermelden bij het eindtotaal van deze individuele vogel(s). De punten van de overige individuele vogels uit een stam of stel niet aanpassen, ook het eindtotaal van het stel of de stam wordt niet aangepast.

Een theoretisch voorbeeld:

De hoogste/beste stam heeft 93, 92, 92 en 91 + 5 = 373 punten ontvangen. Er moeten drie individuele prijzen worden toegekend, de hoogste enkeling heeft 91 punten ontvangen. Alle individuele prijzen zullen vallen in de voorbeeld stam van 93, 92, 92 en 91 + 5 = 373 punten.

Om te kunnen voldoen aan de regel: “er moet een verschil in punten zijn tussen prijswinnaars onderling en de niet prijswinnaars,” zullen de punten van deze voorbeeld stam een toevoeging moeten krijgen.

Het wordt maximaal:

93 kampioen of goud;

92+ zilver;

92 brons;

91 geen prijswinnaar Het eindtotaal van deze stam mag niet worden aangepast.

Voor de Bondskampioen en de DTT’s gelden andere normen.

Keurvolgorde:

Indien op een keuring duiven en grondvogels aanwezig zijn, dan worden deze als eerste gekeurd. Daarna dienen de Europese Cultuurvogels gekeurd te worden. De volgorde en indeling van de keuring van de andere vogels geschiedt in onderling overleg met de aanwezige keurmeesters van onze keurmeestersvereniging. Er dient rekening gehouden te worden met de voorkeur van de organisatie.

Invullen keurbriefje:

Van elke voorgedragen vogel moet een keurbriefje worden geschreven, in de meeste gevallen met een puntenwaardering in cijfers.

De keurmeester moet op de lijst invullen:

a) Op standaard keurbrieven de juiste benaming van de wildkleur, mutatie of mutatiecombinatie zoals in de standaard staat aangegeven.

b) Bij de overige vogels de soort en kleur van de vogel in de Nederlandse benaming, bij sommige parkieten kan ook de wetenschappelijke benaming geschreven worden.

c) Het schaalnummer.

d) Het kooinummer.

e) Een puntenwaardering in cijfers.

f)  De bemerkingen. (Zie noot 1).

g) De datum van de dag, waarop de keuring plaats vindt.

h) Ieder keurbriefje moet door de keurmeester worden ondertekend en moet worden voorzien van zijn naamstempel.

Noot 1: Een keurbriefje heeft dan pas waarde voor de inzender, als ook voldoende bemerkingen zijn opgeschreven. De primaire onderdelen van een vogel dienen altijd in de bemerkingen te worden betrokken. De primaire onderdelen op het keurbriefje beslaan:

a) Formaat, model, houding, conditie

b) Kleur en kleurregelmaat.

c) Kop-, vleugel-, staart- en lichaamstekening.

Noot 2: Keurbriefjes dienen door dezelfde keurmeester met één en dezelfde pen dan wel kleur inkt (zwart of blauw) geschreven te worden. Veranderingen, doorhalingen dan wel toevoegingen maken het keurbriefje te allen tijde ongeldig.

Noot 3: De verantwoordelijkheid, dat alle vogels worden voorgedragen berust niet bij de keurmeester.

Het TT-bestuur is verantwoordelijk, dat alle vogels, die gekeurd moeten worden, ook worden voorgedragen.

Geen puntenwaardering krijgen:

1) Vogels die ziek of gebrekkig zijn:

a) Vogels die dik zitten omdat ze ziek zijn.

b) Vogels die gewond zijn.

c) Vogels met lumps.

d) Vogels met draaihalsziekte.

e) Vogels, die dermate veel gebreken hebben aan de poten, dat zij met 5 punten of meer gestraft zouden moeten worden.

f) Vogels die blind zijn.

2) Vogels die ongedierte bij zich dragen:

a) Vogels met zichtbare luis en/of mijten.

b) Vogels met scalyface (schurftmijt / wrattenziekte).

3) Afwijkende kooien:

a) Vogels die worden voorgedragen in afwijkende standaardkooien.

b) Vogels die worden voorgedragen in niet geoorloofde c.q. niet de juist voorgeschreven kooien.

c) Vogels in gemerkte kooien.

4) Vogels die een kenmerk dragen:

a) Vogels met een knijpring c.q. kleurring, niet zijnde een gekleurde vaste voetring.

b) Vogels met meer dan één vaste voetring.

Noot 4: Als een vogel op onderlinge en/of regionale tentoonstellingen een ring als bedoeld onder a draagt, dan kan de keurmeester de organisatie verzoeken deze ring te verwijderen, waarna de vogel alsnog gekeurd wordt. Wil de organisatie de ring niet verwijderen, dan krijgt de vogel geen puntenwaardering.

Onverkort blijft van kracht: Dat aan vogels die voor een keuring worden aangeboden niets uitwendig mag worden toegevoegd zoals b.v. het uitwendig bijgekleurd zijn. Wanneer wordt vastgesteld dat een vogel uitwendig is gekleurd c.q. bijgekleurd dan wel dat er iets uitwendig is toegevoegd, wordt dit in eerste instantie aangemerkt als een onregelmatigheid. De keurmeester is verplicht met betrekking tot het constateren van een onregelmatigheid te handelen overeenkomstig de regels, gesteld in het “Besluit vaststelling onregelmatigheden”. (Zie ook het gestelde in deze richtlijnen onder "Onregelmatigheid").

Ad. 1: Zieke en gebrekkige vogels.

Hoewel betreffende vogels eigenlijk ook niet op een tentoonstelling thuishoren krijgen de volgende vogels wel een puntenwaardering, waarbij de "ziekte" c.q. het "gebrek" ze wel zal worden aangerekend.

a) Vogels met misvormingen.

b) Vogels die tot een maximum beperkt aantal nagels c.q een teen missen.

c) Vogels die ongewenst bont tonen.

d) Vogels met een vuile bevedering/hoorndelen.

e) De puntenaftrek met betrekking tot "ziekte" of "gebrek" is elders geregeld in deze richtlijnen.

Ad. 3: Afwijkende kooien.

Alhoewel een vuile kooi aangemerkt kan worden als een afwijkende kooi, is besloten dat een vogel, die wordt voorgedragen in een vuile kooi, gewoon gekeurd dient te worden. Het is aan het TT-bestuur om er op toe te zien dat er geen vogels worden ingekooid in vuile kooien.

Ad. 4: Vogels die gemerkt zijn.

De afspraak is gemaakt dat de keurmeester zich niet zal bemoeien met de ringmaat van de vogel. Het is aan de ringencommissaris om er op toe te zien dat de vogel, zeker de vogels die voor een prijs in aanmerking komen, de juiste ring dragen. Vogels met een te grote c.q. opgerekte ring komen gewoon voor een puntenwaardering in aanmerking. In een dergelijk geval ligt het overigens voor de hand dat een keurmeester, wanneer hij een te grote c.q. opgerekte ring heeft opgemerkt, dit zal melden aan het TT-bestuur.

Breekringen:

Met betrekking tot breekringen is het volgende bepaald. Vogels die een breekring dragen, in verband met de geslachtsbepaling, worden gewoon gekeurd. Wanneer een vogel naast een breekring ook een vaste voetring draagt, wordt de breekring aangemerkt als dubbele ring. Een vogel met twee ringen wordt niet gekeurd. In het geval dat een vogel geen puntenwaardering krijgt noteert men alleen:

a) De soortnaam en/of de kleur van de vogel.

b) Het kooinummer.

c) Het keurbriefje wordt voorzien van een datum, naamstempel en handtekening.

d) Bij bemerkingen:

Het geconstateerde feit, waarom deze vogel niet is gewaardeerd in cijfers (zie noot 1).

Het keurbriefje wordt voorzien van een diagonale streep in plaats van een puntenwaardering.

Noot 1: De keurmeester is vrij om een beschrijving van de vogel te geven in de rubriek bemerkingen.

Dit kan bijvoorbeeld bij vogels met dubbele ringen, knijpringen en dergelijke.

Beoordeling niet gewenste/niet gevraagde vogels:

a) Niet gewenst: wil zeggen, dat deze vogels bijvoorbeeld om reden dat zij niet of nauwelijks herkenbaar zijn, niet gewenst zijn. Bijvoorbeeld bij de Gouldamadines de lilaborst poppen.

b) Niet gevraagd: wil zeggen dat over deze vogels in het vraagprogramma expliciet medegedeeld wordt, dat zij niet gevraagd zijn. Bijvoorbeeld bastaarden van Duiven, Grondvogels, Grote parkieten, VI vogels en bonte Japanse meeuwen.

Als een niet gewenste vogel ter keuring wordt voorgedragen, dan kan deze op het keurbriefje voor natuur en cultuurvogels in schaal 1 maximaal 16 punten voor kleur en 31 punten voor tekening en in schaal 2 maximaal 47 punten toegekend krijgen. Dat is het maximum, uiteraard wil dat zeggen dat minder ook mogelijk is. Indien een niet gevraagde vogel ter keuring wordt aangeboden, dan krijgt die vogel alleen bij het eindtotaal 75 punten toegekend en geen verdere puntenwaardering in de diverse rubrieken. In beide gevallen zal bij bemerkingen aangegeven moeten worden niet gewenste vogel, met de reden waarom c.q. niet gevraagde vogel. Bij niet gewenste- dan wel niet gevraagde vogels op andere keurbriefjes (standaardkeurbriefjes) worden de punten naar evenredigheid met betrekking tot het keurbriefje voor natuur- en cultuurvogels toegekend.

Voorgeschreven aftrekpunten:

Indien het aantal aftrekpunten staat voorgeschreven, bijvoorbeeld bij kalkpoten, dan wordt uitgegaan van 27 – 8 – 5 – 17 – 32 = 89 en niet van het maximum te geven punten 28 – 8 – 5 – 18 – 32 = 92 punten. (Zie hiervoor ook het Technisch Bulletin 2010)

Keuren bij dag- dan wel kunstlicht:

De keuring van de vogels geschiedt of bij daglicht of bij kunstlicht. Het gelijktijdig keuren van een hoofdgroep vogels bij daglicht en bij kunstlicht is niet toegestaan. De gemaakte keuze moet vooraf aan de keurmeester kenbaar zijn gemaakt. Onder keuren bij kunstlicht wordt niet verstaan "keuren met het licht op". Als er onder kunstlicht wordt gekeurd, dan dient dit te geschieden overeenkomstig de daartoe strekkende bijlage van het Reglement voor de tentoonstellingen. Opgemerkt dient te worden, dat het keuren bij kunstlicht gezien moet worden als een goed alternatief voor het keuren bij slecht daglicht.

Volgorde bij prijsbepaling:

De keurmeesters stellen in onderling overleg de prijsbepaling vast.

Pas als zij niet tot overeenstemming kunnen komen, dan gelden de volgende regels:

Stammen: Bij stammen geven in de eerste plaats de toegekende stampunten de doorslag, wanneer gekozen moet worden uit stammen met een gelijk eindtotaal. Wanneer dit geen uitkomst geeft, gelden de regels zoals die zijn opgesteld voor de enkelingen.

Stellen: Bij stellen geven in de eerste plaats de toegekende stelpunten de doorslag, wanneer gekozen moet worden uit stellen met een gelijk eindtotaal. Wanneer dit geen uitkomst geeft, gelden de regels zoals die zijn opgesteld voor de enkelingen.

Enkelingen: Bij het vaststellen van de volgorde bij de prijsbepaling bij enkelingen, waarbij de vogels een gelijk aantal punten hebben behaald, gelden de volgende afspraken:

a) Eigen kweek vogels (EK) gaan voor overjarige eigen kweek vogels (OEK).

b) Eigen kweek vogels (EK) en overjarige eigen kweek vogels (OEK) gaan voor open klasse vogels (OK).

c) Standaardvogels gaan voor cultuurvogels.

d) Cultuurvogels gaan voor natuurvogels.

e) Vruchten- en insecteneters gaan voor zaadeters.

f) Als Europese cultuurvogels en bastaarden in één groep zijn ondergebracht, dan gaat bij het aanwijzen van een prijs bij een gelijk aantal punten de Europese cultuurvogel voor de bastaard.

Noot: a. Onder EK wordt begrepen, alle eigen kweek vogels die volgens het vraagprogramma van de NBvV als EK gelijk gesteld zijn. Onder OEK wordt begrepen, alle EK vogels die ouder zijn dan de vogels die volgens het vraagprogramma van de NBvV als EK worden gevraagd.

Het aanwijzen van een kampioen:

Opwaarderen enkeling: Indien bij een keuring meerdere keurmeesters aanwezig zijn met dezelfde bevoegdheid van de KMV-TP zal het aanwijzen van een kampioen steeds in onderling overleg dienen te geschieden. Bij een gelijk aantal punten wordt de kampioen met 1 punt opgewaardeerd. De keurmeester is vrij te bepalen in welke rubriek dit extra punt gegeven wordt, mits dit niet geschiedt in de rubrieken "poten en snavel" en "bevedering”. De kampioenvogel mag maximaal 93 punten worden gegeven.

Wanneer dit opwaarderen van de kampioensvogel, om welke reden dan ook, niet mogelijk dan wel niet verantwoord is, wordt in ieder geval een plus in letters aan het eindtotaal toegevoegd, waarbij opgemerkt wordt, dat 93 plus niet gegeven mag worden. Bij het aanwijzen van kampioen (goud), zilver en brons wordt de prijsverdeling 93 kampioen, 93 min 2e prijs en 92 plus 3e prijs. Als er meerdere vogels van 93 punten zijn dan wordt de algeheel winnaar aangewezen. Een uitzondering hierop zijn de bondskampioenschappen en de districtstentoonstellingen. Daar mag de hoofdgroepkampioen wel 93 plus krijgen bij de enkelingen.

Opwaarderen stam: Het opwaarderen van een stam is mogelijk, als deze vier vogels allemaal 92 punten hebben behaald en 6 stampunten. Een vogel in de stam krijgt dan 93 punten. Het aantal eenheidspunten blijft 6 en het totaal wordt dan 375 punten. Moet men ook zilver en brons aanwijzen, dan krijgt de tweede prijs een min bij het eindtotaal, te weten 375 min en de 3e prijs krijgt een plus bij het eindtotaal, dus 374 plus.

Opwaarderen stel: Het opwaarderen van een stel is mogelijk, als deze twee vogels allemaal 92 punten hebben behaald en 3 stelpunten. Een vogel in het stel krijgt dan 93 punten. Het aantal eenheidspunten blijft 3 en het totaal wordt dan 188 punten. Moet men ook zilver en brons aanwijzen, dan krijgt de tweede prijs een min bij het eindtotaal, te weten 188 min en de 3e prijs krijgt een plus bij het eindtotaal, dus 187 plus.

Maximum aantal punten voor enkelingen, stammen en stellen. het geven van een plus en min:

Indien in het uiterste geval een plus of min (in letters geschreven) moet worden gegeven, kan dit alleen bij het eindtotaal. Deze toevoeging moet altijd door de keurmeester worden bijgeschreven, die het betreffende keurbriefje heeft geschreven. Tevens dient hij dit te voorzien van zijn naamstempel en paraaf. Ook dient hij dezelfde pen of inkt te gebruiken. Alleen voor het aanwijzen van een prijswinnaar kan men een plus en/of min toekennen. Dit geldt voor zowel enkelingen, stammen als stellen. Aan een niet prijswinnaar wordt geen min of plus toegekend.

Voor welke vogels gelden deze richtlijnen:

Bovenstaande geldt voor het keuren van alle vogels, dus zowel natuur- als cultuurvogels, maar ook de standaardvogels.

Bron: Voorjaar 2012. Bestuur KMV-TP

Dit artikel geeft ons 'de tentoonstellers' van vogels een inzicht hoe onze vogels worden gewaardeerd door de keurmeesters van de NBvV.

Met dank aan de Keurmeesters Vereniging Tropen/Parkieten.

Met een groet, Jaap van der Starre.

Altamiratroepiaal (Icterus gularis)

Altamiratroepiaal (Icterus gularis)

Deel deze pagina